Wilde planten en kruiden - Inleiding
Het gebruik van planten en kruiden is zo oud als de geschiedenis van de mensheid. De kennis en eigenschappen van kruiden en planten worden van generatie op generatie overgeleverd. In alle werelddelen en culturen worden planten gebruikt om hun voedingswaarde.
Uit onderzoeken van onder andere Dr. Ronald Davies, (Universiteit van Texas) blijkt dat onze huidige voeding steeds armer is geworden aan voedingswaarde. Wilde planten bevatten echter nog steeds een overdaad aan vitaminen, mineralen, etherische oliën, looistoffen en talloze andere stoffen zoals de zogenaamde fytonutriënten. De bekendste hiervan zijn de anti-oxydanten. Maar ze bevatten ook natuurlijke antibiotica, omega-vetzuren en nog vele andere stoffen.
Belangrijk is ook het chlorofyl uit het groene blad. Met chlorofyl kunnen planten uit zonlicht glucose maken, de basisgrondstof voor al onze voedingsmiddelen. Het molecuul is bijna identiek aan ons hemoglobine, de rode kleurstof van onze rode bloedlichaampjes. Volgens sommige bronnen wordt het chlorofylmolecuul, mits rauw gegeten, vrijwel in z'n geheel opgenomen en omgezet in hemoglobine. Ze leveren dus een goede basisvoeding voor het menselijk lichaam. Het kan echter nooit de enige voedselbron vormen. Naast wilde planten en kruiden, valt er nog veel meer eten te vinden in de natuur. Voor andere voedingsbronnen kunnen we denken aan paddenstoelen en er zijn ook allerlei eetbare wortels, knollen, noten en bessen te vinden.
Als we naar de eetbare wilde planten kijken kunnen we deze eigenlijk verdelen in 3 groepen. Er is een grote groep planten die heel smakelijk en goed te eten zijn, hier kun je ook grote hoeveelheden van eten. Deze hebben vaak ook een hoge voedingswaarde, voorbeelden hiervan zijn onder andere brandnetel, winterpostelein, daslook, zevenblad, vogelmuur en paardenbloem. Daarnaast heb je een tweede groep van wilde planten die je wel in grote hoeveelheid kunt eten maar deze zijn minder smakelijk. Hier eet je dan ook vaak minder van en worden meer als extra smaaktoevoeging gebruik of zijn erg handig in een overlevingssituatie. Voorbeelden hiervan zijn onder andere papegaaienkruid, groot springzaad, dovenetel, kleefkruid en klaverzuring. Daarnaast zijn er de meer speciale wilde planten, meestal is hier ook extra kennis over de speciale bereidingswijze voor nodig. Deze planten gebruik je dan ook schaars of bijvoorbeeld in een overlevingssituatie. Voorbeelden hiervan zijn onder andere de salomonszegel, korstmossen, varens en eikels.
Het is daarom erg belangrijk om van elke plant te weten welke verschillende werkzame voedingsstoffen erin zitten, hoe we ze kunnen determineren en kunnen bereiden. Planten zijn van grote waarde en kunnen erg praktisch voor ons zijn ten tijde van voedselschaarste, maar ook nu kunnen ze in ons dagelijks leven een belangrijk onderdeel van onze dagelijkse kost uit maken. Gewoon, omdat ze lekker zijn en omdat ze ons eigen Nederlandse Superfood zijn! Er is echt veel te oogsten in Nederland maar het is absoluut noodzakelijk dat je goed weet wat je plukt. Je kan namelijk alle planten eten maar sommige maar 1 keer. ;)